Tijdens de muziekavond van 25 september 2009 werd stilgestaan bij muziek uit Rusland. Opvallend was de weemoedige inslag en de constatering dat veel Russische componisten eigenlijk geen Russen waren, maar bewoners van wat nu de satellietstaten zijn: de zuidelijke staten waardoor de wereldberoemde Zijderoute liep. Daar werd (en wordt) de duduk bespeeld. Een instrument dat zeer herkenbaar is. Hier het antwoord op de vraag: wat is de duduk – en hoe klinkt-ie? (weemoediger geluid bestaat er niet…)
De Armeense duduk is een dubbelriet aerofoon (blaasinstrument) met een cilindrische boring, gemaakt uit Armeens abrikozenhout, en een groot dubbelriet, wat ghamish genoemd wordt. Het bereik van het instrument is slechts een octaaf en een kleine terts, en de meest voorkomende stemming is A (bereik: F# G# A B C# D E F# G# A).
De houten body is ongeveer 36 centimeter lang, en met het riet erbij ongeveer 44 cm. Duduks worden ook gemaakt in de toonsoorten: tenor in G, Ab, Bb, B, hoge C, D, E en F. Bas-duduks met kleppen worden gemaakt in de toonsoorten A en B. Er worden ook tenor A duduks met kleppen gemaakt. Vergelijkbaar met westerse dubbel-en enkelrieten worden er verschillende soorten rieten gemaakt (zacht en hard). Veel duduk spelers prefereren hardere rieten. Het timbre van de duduk wordt wel eens vergeleken met dat van een menselijke stem, mede door de manier waarop het dubbelriet resoneert wanneer er vibrato gespeeld wordt, wat vooral in de hogere noten het geval is. In het laag klinkt de duduk meer als een klarinet.
De duduk wordt traditioneel begeleid door een tweede duduk die een bourdon (dam) speelt. Deze duduk heet de damkash. Soms is er een tweede damkash, wat dan meestal een bas-duduk is. Vrolijke volksmelodieën (gebruik makende van Arabische maqams, modi) begeleid door de dhol trommel, maar ook klagende, droevige melodieën en polyfonie (soms zelfs in een kwintet van duduks) behoren tot het duduk repertoire. De duduk heeft in modern Armenië een belangrijke functie. Het instrument wordt gebruikt bij bruiloften en feesten, en door componisten als Aram Chatsjatoerjan en Komitas Vardapet zijn bekende werken voor duduk geschreven.
Geschiedenis
Etnomusicologen denken dat de duduk bij de oudste dubbelrieten ter wereld hoort. In de oudheid zou het instrument van beenderen zijn gemaakt, en later helemaal uit één stuk riet. Het nadeel hiervan was dat als de ghamish beschadigd raakte, het hele instrument vervangen moest worden. Uiteindelijk werd het instrument van abrikozenhout gemaakt, zodat de ghamish vervangen kon worden, en het instrument een dieper timbre kreeg.
In het Nabije en Midden-Oosten bestaan er vergelijkbare instrumenten zoals de Turkse mey, de Iraanse en Irakese balaman, de balaban in Azerbaijan, de duduki in Georgië, de Russische dudka, de Koerdische karnara en de Bulgaarse daduk, waarvan de laatste geen dubbelriet is naar een blokfluit waarvan de naam afgeleid lijkt te zijn van het Armeense instrument. Deze instrumenten zijn bijna allemaal gemaakt van hout van andere fruit-en notenbomen, en klinken over het algemeen meer nasaal en minder resonant, in timbre meer vergelijkbaar met volksklarinetten als de Egyptische mijwiz of de Turkse sipsi. In Armenië is de kunst van het duduk maken over de eeuwen geperfectioniseerd. Abrikozenhout wordt bijvoorbeeld eerst jaren lang weggelegd, om de resonantie te verbeteren, en het maken van rieten is ook een zeer zorgvuldig proces geworden.
De duduk werd ook meegenomen over de zijderoute, en werd in China de guanzi of bili (gebruikt in volksmuziek), de Koreaanse piri (gebruikt in volks-en hofmuziek) en de Japanse hichiriki (gebruikt in gagaku hofmuziek.
De duduk staat sinds 2005 vermeld op de Lijst van Meesterwerken van het Orale en Immateriële Erfgoed van de Mensheid van UNESCO.
(Tekst uit Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Duduk)